Searching for other stuff, I've tracked the following article in the sports section of the Dutch newspaper De telegraaf of 10.04.1930. Seemed colorful of another age.
Though they are mentioned names like Tartakower, Romih, Kostic and Snosko, one thing that troubled me is that the two main chess players of the story are given only with their nicknames. Tried to track them anywhere else but in vain.
Another was the historical context. The article gives a picture of a financial crisis somehow. The great depression started in US towards the end of 1929. I knew that it took some time to come in Europe, but in wiki I've read that in France specifically began in 1931. So in Apr 1930 there's something like a 'prologue'? Or a fear?!?
*with online converters: 1 old franc of 1930 is equivalent with about 0,60 euros or 0,70 dollars in 2020 - approximately.
Dutch text
google translation a little modified
Schaaktragedie van maitre Bon Ton
Wedstrijden bij het tafeltje waar Napoleon speelde zijn partijtje speelde. Vluggertjes voor 2 francs
Parijs, April. - In den tijd, dat ik elke week een paar middagen besteedde om het Louvre te bekijken, stak ik na sluitingstijd de Place Palais Bourbon over om eens te zien wat er in het Théatre francais gespeeld werd. Steeds nam ik mij voor er ’s avonds heen te gaan. En dan redeneerde ik met mezelf : „Als ik nu naar huis ga om te eten” - ik woonde in de Buttes Chaumont - „dan ben ik niet op tijd. Laten we dus inde buurt gaan eten”. Als ik op die wijze mijn betere Ik in slaap gesust bad, en dat ging in dien tijd nogal gemakkelijk, dan liep ik de rue St. Honoré een eindje in en draaide een tijd lang voor „La Régence”. Maar bij het lezen der beroemde namen van schaakmeesters, die in dit etablissement in langvervlogen jaren hun vaste tafeltje hadden werd mijn betere Ik weer klaar wakkér, en zeurde onophoudelijk : „Ga hier nu niet in. Dan ga je weer schaken en je vergeet je tjjd!”
Dan liep ik de avenue de l’Opera een eindje op, bekeek kwasi-emstig de étalages, maakte, als mijn betere Ik weer afgeleid was, rechtsomkeert en holde dan, evenals Adamso met de drie haren, ijlings voort, „La Régence” binnen. Dan was het zoo omstreeks halfvjjf en nog veel te vroeg om te eten. Mjjn betere Ik was het spoor bijster geworden en dus weerhield me niets om mij temidden van de schaakcelebriteiten neer te laten. Daar had men „maitre Bon Ton” - zijn ware naam heeft nooit iemand geweten - die zijn vaste plaats dicht bij het tafeltje van Bonaparte' besproken had.
De tafel, waaraan de latere Keizer der Franschen geregeld zijn partijtje schaak speelde wordt hier n1. als een reliquie bewaard en is door een hekje omringd. Maitre Bon Ton wist wat hij deed. Wie het meest belangstelden in Napoleon’s tafeltje waren Engelschen en Amerikanen, en dat waren royale klanten, die toch betaalden al wonnen ze hun partijtje, dat maitre Bon Ton hun opdrong. Maar daar hij eigenlijk gezegd een zwak speler was, speelde hij zelden hooger dam 2 francs de partij. Was er een die om een „shilling” de partij wenschte te spelen, dan klonk zijn: „Het is niet bon ton zoo grof te spelen, daar is het schaakspel een te nobel spel voor”.
„Bon ton” was zijn stopwoord geworden. Liet hij zijn dame bij vergissing afpakken dan heette het : „Het is bon ton om „gardez la dame” te zeggen. Men moet de goede gewoonten van het huis in eere houden!”, alhoewel hij de reciprociteit slechts in acht nam, als hij minstens een paar torens meer had.
Zijn grootste concurrent was „maitre Mandarin”, een klein uitgemergeld mannetje met kraaloogjes als van een muis, die als er gevaar dreigde of de partij bijzonder spannend was, geen oogenblik in rust waren. Hij sprak weinig, gebruikte nooit iets als tegen acht uur een mandarijntje, zijn heele souper, dat hij savoureerde, zooals maitre Bon Ton zijn „poulet de grain” met kléine smakjes liet verdwijnen. Ik speelde graag met „maitre Mandarin”, want hij was wat de Engelschen een „fighter” noemen, onvermoeid en fanatiek in de verdediging als in den aanval. Hoewel hij elken dag van 3 uur ’s middags tot 1 uur ’s nachts speelde, dikwijls zonder eenige pauseering, zoo verdiende hij toch geen derde deel van wat maitre Bon Ton per dag incasseerde, die uitsluitend „vluggertjes” van 10 a 20 minuten speelde, en direct zijn „geen bon ton” liet hooren, als men even nadacht. Met „maitre Mandarin” werd het altijd „une longue lutte achamée”, het eenige wat hij los liet, als na uren strijd de partij ten einde was. En dan direct: „Nog eentje?” Ja, als ik met „maitre Mandarin” aan den slag raakte, dan werd het een „latertje” en meed ik, bij het naar huis gaan, het Théatre francais. Dit vanwege hot gezeur van mijn betere Ik.
Er verliepen eenige jaren, waarin ik La Régence niet meer bezocht. Op zoek naar een familielid raakte ik dezer dagen achter het Pantheon het spoor bijster. Ik betrad een winkeltje waar bibelots, oude prenten en boeken verkocht werden, om even te informeeren. Plotseling stond ik voor „maitre Bon Ton”.
„Niet meer inde Régence ?” vroeg ik verbaasd hem hier op dit late uur nog te treffen. „Ah, monsieur”, klaagde hij, „het was den laatsten tijd met al die vreemde snoeshanen, die er de laatste jaren bij zijn gekomen, niets meer gedaan voor ons. Je hoort er tegenwoordig meer vreemde talen dan er tafeltjes staan, en meer Duitsch dan Fransch. En als grootmeesters als Roma...”
„Romih!” interrumpeerde ik.
„Neen, tegenwoordig noemt men hem Roma. Als Roma, Tartakower, Kostische en Snosko al voor één franc de partij spelen, wat blijft er dan voor ons, gewone meesters, over. La misère noire, meneer!”
„En hoe gaat het „maitre Mandarin”? vroeg ik timide.
„Dood, meneer ! Ik heb nog altijd mijn winkel, voor mij was La Régence slechts een bijverdienste. Maar voor hem was het alles, zijn heele bestaan. En dan, hjj was geen zakenman, te eerlijk, meneer, te eerlijk! Nee” en hij pinkte een traan weg. „Crêvé de faim, m’sieur. Dat is vast”.
Chess tragedy of maitre Bon Ton
Matches at the table where Napoleon played his game
Quickies for 2 francs
Paris, April. When I spent a few afternoons each week looking at the Louvre, I crossed the Place Palais Bourbon after closing time to see what was being played in the Théatre francais. I always resolved to go there in the evening. And then I would reason to myself: 'If I go home now to eat' - I lived in the Buttes Chaumont - 'I will not be on time. So let's go eat nearby." When I thus lulled my better self to sleep, which was rather easy at the time, I would walk a little way up the rue St. Honoré and turn for "La Régence" for a while. But reading the famous names of chess masters who had their regular tables in this establishment in years long gone, my better self awoke again, and nagged incessantly: “Don't go in here now. Then you play chess again and you forget your time!”
Then I walked a little way up the avenue de l'Opera, looked at the shop windows quasi-serious, when my better self was distracted again, I turned around and then, like Adamso with the three hairs, ran hastily on into "La Régence" . Then it was about half past four, and still much too early to eat. My better I had lost track and so nothing prevented me from lowering myself amid the chess celebrities. There they had "Maitre Bon Ton" - no one ever knew his real name - who had discussed his permanent place close to Bonaparte's table.
The table at which the later Emperor of the French regularly played his game of chess is here, that is to say preserved as a relic and surrounded by a fence. Maitre Bon Ton knew what he was doing. The most interested in Napoleon's table were the English and Americans, and these were generous customers, who paid even if they won their game, which Maitre Bon Ton forced on them. But since he was actually a weak player, he seldom played the game higher than 2 francs. If there was one who wished to play the game for a shilling, he would say: "It is not fair to play so rudely, the game of chess is too noble game for that."
"Bon ton" had become his safe word. If he had his lady taken away by mistake, it was called: 'It is bon ton to say 'gardez la dame'. The good habits of the house must be respected!”, although he only observed reciprocity if he had at least a few more towers.
His greatest competitor was "Maitre Mandarin," a small, gaunt man with beady eyes like a mouse, who, when danger threatened or the game was particularly tense, would not rest for a moment. He spoke little, never consumed anything but a mandarin orange at eight o'clock, his whole supper, which he savored, just as maitre Bon Ton made his 'poulet de grain' disappear with small bites. I liked to play with Maitre Mandarin, for he was what the English call a fighter, tireless and fanatical in defense as in attack. Although he played every day from 3 p.m. to 1 a.m., often without any pause, he did not earn a third of what maitre Bon Ton received a day, who played only "quickies" of 10 to 20 minutes, and immediately let out his 'no bon ton', if one thought for a moment. With "Maitre Mandarin" it always was "a long, bitter struggle", the only thing he let go when after hours of fighting the match was over. And then immediately: “Another one?” Yes, when I started working with 'maitre Mandarin', it became a 'late' and I avoided the Théatre francais, so to I went home. This because of the nagging of my better self.
Several years passed in which I no longer visited La Régence. Looking for a relative these days I lost track behind the Pantheon. I entered a shop where bibelots, old prints and books were sold, to inquire. Suddenly I was faced with “Maitre Bon Ton”.
"No longer in the Regence?" I asked surprised to see him here at this late hour. "Ah, monsieur," he complainted, "it was the last time with all those strangers that have come in recent years, nothing more done for us. Nowadays you hear more foreign languages than there are tables, and more German than French. And when grandmasters like Roma...”
"Romih!" I interrupted.
“No, nowadays they call him Roma. If Roma, Tartakower, Kostische and Snosko play the game for one franc, what is left for us ordinary masters. La misère noire, sir!”
“And how is 'Maitre Mandarin'? I asked timidly.
"Death, sir! I still have my shop, for me La Régence was just an extra income. But for him it was everything, his whole existence. And then, he wasn't a businessman, too honest, sir, too honest! No” and he wiped a tear. "Dead by hunger, m'sieur. That is certain”.
Searching for other stuff, I've tracked the following article in the sports section of the Dutch newspaper De telegraaf of 10.04.1930. Seemed colorful of another age.
Though they are mentioned names like Tartakower, Romih, Kostic and Snosko, one thing that troubled me is that the two main chess players of the story are given only with their nicknames. Tried to track them anywhere else but in vain.
Another was the historical context. The article gives a picture of a financial crisis somehow. The great depression started in US towards the end of 1929. I knew that it took some time to come in Europe, but in wiki I've read that in France specifically began in 1931. So in Apr 1930 there's something like a 'prologue'? Or a fear?!?
*with online converters: 1 old franc of 1930 is equivalent with about 0,60 euros or 0,70 dollars in 2020 - approximately.
Schaaktragedie van maitre Bon Ton
Wedstrijden bij het tafeltje waar Napoleon speelde zijn partijtje speelde.
Vluggertjes voor 2 francs
Parijs, April. - In den tijd, dat ik elke week een paar middagen besteedde om het Louvre te bekijken, stak ik na sluitingstijd de Place Palais Bourbon over om eens te zien wat er in het Théatre francais gespeeld werd. Steeds nam ik mij voor er ’s avonds heen te gaan. En dan redeneerde ik met mezelf : „Als ik nu naar huis ga om te eten” - ik woonde in de Buttes Chaumont - „dan ben ik niet op tijd. Laten we dus inde buurt gaan eten”. Als ik op die wijze mijn betere Ik in slaap gesust bad, en dat ging in dien tijd nogal gemakkelijk, dan liep ik de rue St. Honoré een eindje in en draaide een tijd lang voor „La Régence”. Maar bij het lezen der beroemde namen van schaakmeesters, die in dit etablissement in langvervlogen jaren hun vaste tafeltje hadden werd mijn betere Ik weer klaar wakkér, en zeurde onophoudelijk : „Ga hier nu niet in. Dan ga je weer schaken en je vergeet je tjjd!”
Dan liep ik de avenue de l’Opera een eindje op, bekeek kwasi-emstig de étalages, maakte, als mijn betere Ik weer afgeleid was, rechtsomkeert en holde dan, evenals Adamso met de drie haren, ijlings voort, „La Régence” binnen. Dan was het zoo omstreeks halfvjjf en nog veel te vroeg om te eten. Mjjn betere Ik was het spoor bijster geworden en dus weerhield me niets om mij temidden van de schaakcelebriteiten neer te laten. Daar had men „maitre Bon Ton” - zijn ware naam heeft nooit iemand geweten - die zijn vaste plaats dicht bij het tafeltje van Bonaparte' besproken had.
De tafel, waaraan de latere Keizer der Franschen geregeld zijn partijtje schaak speelde wordt hier n1. als een reliquie bewaard en is door een hekje omringd. Maitre Bon Ton wist wat hij deed. Wie het meest belangstelden in Napoleon’s tafeltje waren Engelschen en Amerikanen, en dat waren royale klanten, die toch betaalden al wonnen ze hun partijtje, dat maitre Bon Ton hun opdrong. Maar daar hij eigenlijk gezegd een zwak speler was, speelde hij zelden hooger dam 2 francs de partij. Was er een die om een „shilling” de partij wenschte te spelen, dan klonk zijn: „Het is niet bon ton zoo grof te spelen, daar is het schaakspel een te nobel spel voor”.
„Bon ton” was zijn stopwoord geworden. Liet hij zijn dame bij vergissing afpakken dan heette het : „Het is bon ton om „gardez la dame” te zeggen. Men moet de goede gewoonten van het huis in eere houden!”, alhoewel hij de reciprociteit slechts in acht nam, als hij minstens een paar torens meer had.
Zijn grootste concurrent was „maitre Mandarin”, een klein uitgemergeld mannetje met kraaloogjes als van een muis, die als er gevaar dreigde of de partij bijzonder spannend was, geen oogenblik in rust waren. Hij sprak weinig, gebruikte nooit iets als tegen acht uur een mandarijntje, zijn heele souper, dat hij savoureerde, zooals maitre Bon Ton zijn „poulet de grain” met kléine smakjes liet verdwijnen. Ik speelde graag met „maitre Mandarin”, want hij was wat de Engelschen een „fighter” noemen, onvermoeid en fanatiek in de verdediging als in den aanval. Hoewel hij elken dag van 3 uur ’s middags tot 1 uur ’s nachts speelde, dikwijls zonder eenige pauseering, zoo verdiende hij toch geen derde deel van wat maitre Bon Ton per dag incasseerde, die uitsluitend „vluggertjes” van 10 a 20 minuten speelde, en direct zijn „geen bon ton” liet hooren, als men even nadacht. Met „maitre Mandarin” werd het altijd „une longue lutte achamée”, het eenige wat hij los liet, als na uren strijd de partij ten einde was. En dan direct: „Nog eentje?” Ja, als ik met „maitre Mandarin” aan den slag raakte, dan werd het een „latertje” en meed ik, bij het naar huis gaan, het Théatre francais. Dit vanwege hot gezeur van mijn betere Ik.
Er verliepen eenige jaren, waarin ik La Régence niet meer bezocht. Op zoek naar een familielid raakte ik dezer dagen achter het Pantheon het spoor bijster. Ik betrad een winkeltje waar bibelots, oude prenten en boeken verkocht werden, om even te informeeren. Plotseling stond ik voor „maitre Bon Ton”.
„Niet meer inde Régence ?” vroeg ik verbaasd hem hier op dit late uur nog te treffen. „Ah, monsieur”, klaagde hij, „het was den laatsten tijd met al die vreemde snoeshanen, die er de laatste jaren bij zijn gekomen, niets meer gedaan voor ons. Je hoort er tegenwoordig meer vreemde talen dan er tafeltjes staan, en meer Duitsch dan Fransch. En als grootmeesters als Roma...”
„Romih!” interrumpeerde ik.
„Neen, tegenwoordig noemt men hem Roma. Als Roma, Tartakower, Kostische en Snosko al voor één franc de partij spelen, wat blijft er dan voor ons, gewone meesters, over. La misère noire, meneer!”
„En hoe gaat het „maitre Mandarin”? vroeg ik timide.
„Dood, meneer ! Ik heb nog altijd mijn winkel, voor mij was La Régence slechts een bijverdienste. Maar voor hem was het alles, zijn heele bestaan. En dan, hjj was geen zakenman, te eerlijk, meneer, te eerlijk! Nee” en hij pinkte een traan weg. „Crêvé de faim, m’sieur. Dat is vast”.
Chess tragedy of maitre Bon Ton
Matches at the table where Napoleon played his game
Quickies for 2 francs
Paris, April. When I spent a few afternoons each week looking at the Louvre, I crossed the Place Palais Bourbon after closing time to see what was being played in the Théatre francais. I always resolved to go there in the evening. And then I would reason to myself: 'If I go home now to eat' - I lived in the Buttes Chaumont - 'I will not be on time. So let's go eat nearby." When I thus lulled my better self to sleep, which was rather easy at the time, I would walk a little way up the rue St. Honoré and turn for "La Régence" for a while. But reading the famous names of chess masters who had their regular tables in this establishment in years long gone, my better self awoke again, and nagged incessantly: “Don't go in here now. Then you play chess again and you forget your time!”
Then I walked a little way up the avenue de l'Opera, looked at the shop windows quasi-serious, when my better self was distracted again, I turned around and then, like Adamso with the three hairs, ran hastily on into "La Régence" . Then it was about half past four, and still much too early to eat. My better I had lost track and so nothing prevented me from lowering myself amid the chess celebrities. There they had "Maitre Bon Ton" - no one ever knew his real name - who had discussed his permanent place close to Bonaparte's table.
The table at which the later Emperor of the French regularly played his game of chess is here, that is to say preserved as a relic and surrounded by a fence. Maitre Bon Ton knew what he was doing. The most interested in Napoleon's table were the English and Americans, and these were generous customers, who paid even if they won their game, which Maitre Bon Ton forced on them. But since he was actually a weak player, he seldom played the game higher than 2 francs. If there was one who wished to play the game for a shilling, he would say: "It is not fair to play so rudely, the game of chess is too noble game for that."
"Bon ton" had become his safe word. If he had his lady taken away by mistake, it was called: 'It is bon ton to say 'gardez la dame'. The good habits of the house must be respected!”, although he only observed reciprocity if he had at least a few more towers.
His greatest competitor was "Maitre Mandarin," a small, gaunt man with beady eyes like a mouse, who, when danger threatened or the game was particularly tense, would not rest for a moment. He spoke little, never consumed anything but a mandarin orange at eight o'clock, his whole supper, which he savored, just as maitre Bon Ton made his 'poulet de grain' disappear with small bites. I liked to play with Maitre Mandarin, for he was what the English call a fighter, tireless and fanatical in defense as in attack. Although he played every day from 3 p.m. to 1 a.m., often without any pause, he did not earn a third of what maitre Bon Ton received a day, who played only "quickies" of 10 to 20 minutes, and immediately let out his 'no bon ton', if one thought for a moment. With "Maitre Mandarin" it always was "a long, bitter struggle", the only thing he let go when after hours of fighting the match was over. And then immediately: “Another one?” Yes, when I started working with 'maitre Mandarin', it became a 'late' and I avoided the Théatre francais, so to I went home. This because of the nagging of my better self.
Several years passed in which I no longer visited La Régence. Looking for a relative these days I lost track behind the Pantheon. I entered a shop where bibelots, old prints and books were sold, to inquire. Suddenly I was faced with “Maitre Bon Ton”.
"No longer in the Regence?" I asked surprised to see him here at this late hour. "Ah, monsieur," he complainted, "it was the last time with all those strangers that have come in recent years, nothing more done for us. Nowadays you hear more foreign languages than there are tables, and more German than French. And when grandmasters like Roma...”
"Romih!" I interrupted.
“No, nowadays they call him Roma. If Roma, Tartakower, Kostische and Snosko play the game for one franc, what is left for us ordinary masters. La misère noire, sir!”
“And how is 'Maitre Mandarin'? I asked timidly.
"Death, sir! I still have my shop, for me La Régence was just an extra income. But for him it was everything, his whole existence. And then, he wasn't a businessman, too honest, sir, too honest! No” and he wiped a tear. "Dead by hunger, m'sieur. That is certain”.